Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Invorderingswet 1990

 

Artikel 13
1
De betekening van het dwangbevel geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van exploten.
2
Indien de betekening geschiedt overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vermeldt de envelop, in afwijking van de tweede volzin van het tweede lid van dat artikel, in plaats van de naam, de hoedanigheid, het kantooradres en telefoonnummer van de deurwaarder, welke ontvanger de opdracht tot betekening heeft verstrekt, alsmede diens kantooradres en telefoonnummer.
3
De betekening van het dwangbevel met het bevel tot betaling kan ook geschieden door het ter post bezorgen van een voor de belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling door de ontvanger. Indien het dwangbevel ten uitvoer wordt gelegd als bedoeld in artikel 14, wordt het bevel tot betaling geacht te zijn betekend door de belastingdeurwaarder die belast is met de tenuitvoerlegging. Uit de ongeopende envelop waarin het afschrift ter post wordt bezorgd, blijkt de naam en het adres van de belastingschuldige, alsmede een aanduiding dat de inhoud de onmiddellijke aandacht behoeft.
4
Betekening op de voet van het derde lid is niet mogelijk ingeval:
a
de ontvanger is gebleken dat de aanmaning de belastingschuldige niet heeft bereikt, of
b
de invordering geschiedt met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b.
5
Voor de toepassing van de artikelen 14, 19 en 20 wordt het dwangbevel met bevel tot betaling dat op de voet van het derde lid is betekend, geacht te zijn betekend twee dagen na de datum van de terpostbezorging van het dwangbevel met bevel tot betaling.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •